Eind 2010 kreeg Electricité de France (EDF) van het ministerie van EL&I een opsporingsvergunning voor zout (t.b.v. mogelijke gasopslag, later) in de regio Pieterburen. Op 17 februari jl. deed Rechtbank Groningen een uitspraak op beroep, dat was ingesteld tegen ongegrondverklaring van eerdere bezwaren tegen de vergunningverlening.
Inhoudelijke bezwaren (geen tijd om de stukken in te zien, geen vertaling, schending van de Wbp door vermelding van de naam van bezwaarmaker – één van de 287 bezwaarmakers – op de bijlage bij de ongegrondverklaring) konden eiser niet helpen.
De strenge eisen die aan weigering van de vergunning (Art. 9 Mijnbouwwet) worden gesteld frustreerden ook de meer formele bezwaren:
- Technische mogelijkheden aanvrager: voor twijfel daaraan zijn adviezen over kernenergieactiviteiten van EDF niet relevant; Financië
- le mogelijkheden: EDF is miljardenbedrijf, opsporing kost slechts een paar miljoen Euro;
- Manier waarop aanvrager activiteiten wil uitvoeren: het gaat om opsporing, niet (in dit stadium) om winning van zout of gasopslag, of ook lozing van zout in de Waddenzee. Bezwaren tegen natuurbeschermingsaspecten en op basis van POP zijn evenmin van belang waar het nu alleen gaat om opsporing.
Alle bezwaren zijn afgewezen. (LJN: BV7649, Rb Groningen, 11/544)