De term descente is ontleend aan de Franse Code de Procédure Civile, getiteld ‘Des descentes sur les lieux’[1], hetgeen vrij vertaald inhoudt ‘invallen op het terrein’. In de praktijk valt onder de term descente zowel een plaatsopneming (m.b.t. onroerende zaken) als een bezichtiging (m.b.t. roerende zaken).
Op grond van artikel 201 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve, vergezeld van de griffier, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen die niet of bezwaarlijk ter terechtzitting kunnen worden overgebracht.
In het algemeen vindt een descente op de volgende manier plaats:
In het tussenvonnis bepaalt de rechter onder andere welke plaats of zaak in ogenschouw moet worden genomen en de tijd en plaats van de bezichtiging. De rechter kan tegelijk met de descente een comparitie van partijen ter plaatse gelasten.
Op het in het tussenvonnis genoemde tijd, komt de rechter, vergezeld van de griffier (die aantekeningen maakt en vervolgens daarvan een proces-verbaal opmaakt) ter plaatse kijken wat er speelt. De rechter heeft voor het doen van een plaatsopneming of bezichtiging de toegang tot elke plaats. Hij mag zelfs, onder voorwaarden, een woning binnentreden zonder de toestemming van de bewoner. De rechter stelt partijen in de gelegenheid om opmerkingen te maken of verzoeken te doen en de rechter kan, indien hij dit nodig acht, ook ter plaatse getuigen horen. Indien er tevens een comparitie is gelast, zal daarna (meestal op neutraal terrein in de buurt van de plaats van de descente) een comparitie plaatsvinden.
Uit de jurisprudentie volgt dat het niet de bedoeling is dat de rechter op eigen houtje een kijkje gaat nemen ter plaatse. Bijvoorbeeld omdat hij toch altijd al langs dat gebouw fietst op weg naar huis. De rechter mag dan ook niet gegevens, verkregen bij een ‘niet-officiële bezichtiging’, aan zijn oordeel ten grondslag leggen. Dit mag alleen als het gaat om feiten van algemene bekendheid, die geen bewijs behoeven, en waar partijen dan ook geen geschil over zullen hebben.
De voordelen van een descente zijn dat een descente in het algemeen een duidelijker beeld geeft dan de – soms door kopie verminderde kwaliteit – foto’s die de rechter onder ogen krijgt. Ook is het aan de hand van foto’s en omschrijvingen vaak moeilijk in te schatten hoe groot iets, bijvoorbeeld een doorgang of een muur, daadwerkelijk is of hoe luid en hinderlijk het geluid waarover wordt geklaagd, en inmiddels geprocedeerd, nou echt is.
De advocaten zijn vaak al wel ter plaatse geweest in verband met de voorbereiding van de zaak van de cliënt. En al weten de advocaten en hun cliënten nog zo goed wat er aan de hand is, en ook al kunnen de advocaten dat goed overbrengen op de rechter, een kijkje ter plaatse – al is het maar van korte duur – zegt vaak toch meer dan een aantal foto’s. En uiteraard al helemaal als het bijvoorbeeld om een kwestie van geluid gaat (ook al zou je een geluidsopname in het geding kunnen brengen).
Een voorbeeld waarbij de rechter een descente zou kunnen gelasten is bij een burengeschil, waarbij eisers “gek” worden van de non-stop blaffende honden van de buren (met name als de buren zelf niet thuis zijn). Geluid is vaak subjectief; zeker als je er elke dag (en nacht) mee te maken hebt zou je onbewust al bij het zachtste geluid denken dat je het geblaf weer hoort. Het zelfde geldt natuurlijk als bijvoorbeeld de zoon van de buren elke avond oefent op zijn drumstel, enzovoorts. Andere gevallen waarbij het nuttig kan zijn om een descente te gelasten is als het om afmetingen gaat. Bijvoorbeeld bij doorgangsmogelijkheden bij erfdienstbaarheid.
De reis- en verblijfkosten die de rechter en de griffier in verband met de descente maken, komen ten laste van de Staat. De overige kosten komen normaliter voor rekening van partijen zelf. Kortom: indien de zaak, gelet op alle omstandigheden van het geval, geschikt lijkt voor een descente, omdat de rechter hierdoor een beter beeld zou kunnen krijgen van het geschil, is het de moeite waard om hier om te verzoeken.
* Zie Kluwer, Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 201 Rv.