Veelal stellen grondroerders zich op het standpunt dat de netbeheerder aansprakelijk is voor de leidingschade als gevolg van een afwijkende ligging van de leiding, omdat de netbeheerder in een dergelijke situatie niet voldaan zou hebben aan zijn informatieplicht. In dit verband is van belang goed voor ogen te hebben wat de onderzoeksplicht van de grondroerder en de informatieplicht van de netbeheerder precies inhoudt, want in het merendeel van de gevallen houdt dit standpunt van de grondroerder namelijk geen stand.
Het eerste deel van de onderzoeksplicht van de grondroerder betreft de KLIC-melding. Als gevolg daarvan ontstaat de informatieplicht van de netbeheerder. Deze plicht houdt in dat de netbeheerder de informatie over de liggingsgegevens van zijn kabels en leidingen op de graaflocatie moet aanleveren aan het Kadaster. Aan de informatieplicht is voldaan met het afgeven van de gevraagde tekeningen, mits deze tijdig, compleet en zo actueel mogelijk zijn. Met compleet wordt bedoeld dat er, behoudens eventuele aansluitleidingen, geen leidingen van de netbeheerder op de graaflocatie liggen die niet op de afgegeven tekeningen staan. Het niet actueel zijn van de tekeningen komt in beginsel voor rekening van de netbeheerder.
Het tweede en tegelijkertijd meest lastige onderdeel van de onderzoeksplicht van de grondroerder betreft het lokaliseren van de kabels en leidingen. Hieronder wordt verstaan het daadwerkelijk vaststellen waar de kabels en leidingen die uit de tekening blijken feitelijk liggen (= resultaatsverplichting). Deze verplichting rust overigens altijd op de grondroerder, ook als de netbeheerder niet zou hebben gewaarschuwd voor een kabel of leiding. Dit brengt met zich mee dat als het lokaliseren juist is gebeurd door de grondroerder, een ongebruikelijke of afwijkende ligging van de kabels of leidingen altijd zal worden geconstateerd door de grondroerder. Bij juist lokaliseren door de grondroerder bestaat er uiteraard nog wel kans op schade, maar niet als gevolg van een ongebruikelijke of afwijkende ligging van kabels en leidingen.
Anders ligt het overigens als de kabels of leidingen volgens de verstrekte tekeningen ver buiten de graaflocatie zouden moeten liggen, maar dit feitelijk niet het geval blijkt te zijn. Onder ver valt niet een paar meter afwijking. Een grondroerder dient altijd rekening te houden met een paar meter verschil tussen de theoretische ligging en de feitelijke ligging. Dus als de theoretische ligging een meter buiten de graaflocatie ligt, dient de grondroerder altijd te lokaliseren.
Wees u als grondroerder terdege bewust van uw plicht tot juist lokaliseren. Dit voorkomt schade en aansprakelijkheid.
Voor meer informatie over aansprakelijkheid in het algemeen
en kabel- en leidingschade in het bijzonder kunt u vrijblijvend contact opnemen
met Pieter Lettinga.