Ten aanzien van de feiten
Akkerbouwers hebben een perceel in eigendom. Ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een nieuwe gasleiding met afsluiterschema (een set afsluiters om de doorvoer van gas te regelen) hebben zij een schriftelijke overeenkomst gesloten met Gasunie Transport Service B.V. (hierna: ‘GTS’). Partijen zijn overeengekomen dat het afsluiterschema onder het kavelpad wordt aangelegd, maar GTS komt deze verplichting niet na en legt het afsluiterschema – ondanks protesten van de akkerbouwers – naast het kavelpad aan. Aan de akkerbouwers, die stellen dat zij door het aanleggen van het afsluiterschema naast het kavelpad onevenredig zijn beperkt in hun agrarische gebruiksmogelijkheden van het perceel, biedt GTS onder meer een extra schadevergoeding van € 25.000,00 aan. De akkerbouwers gaan hier niet mee akkoord. Zij blijven zich op het principiële standpunt stellen dat het afsluiterschema in het kavelpad moet worden aangelegd en wensen niet te overleggen over de locatie van het afsluiterschema op enkele meters afstand van het kavelpad.
Procedure Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
De akkerbouwers voeren vervolgens diverse juridische procedures. In de eerste plaats bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen de minister van Infrastructuur en Milieu.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: ‘BP’) kan ieder aan wie (met toepassing van artikel 2 lid 5 BP of artikel 3 lid 2 BP) een gedoogplicht als bedoeld in artikel 1 BP is opgelegd aan het Gerechtshof binnen het gebied waarvan de desbetreffende onroerende zaak is gelegen, vernietiging van de beslissing verzoeken op grond dat daarbij ten onrechte is geoordeeld hetzij dat de belangen van de rechthebbenden ten aanzien van die zaak redelijkerwijs onteigening niet vorderen, hetzij dat in het gebruik van die zaak niet meer belemmering wordt gebracht dan redelijkerwijze voor de aanleg, de instandhouding, de verandering of de overbrenging van het werk nodig is.
Het Gerechtshof dient derhalve te beoordelen of het gebruik van het akkerbouwperceel door de aanleg van het afsluiterschema niet onevenredig wordt belemmerd. Het Gerechtshof oordeelt dat dit het geval is. Weliswaar is er sprake van een zekere belemmering als gevolg van de werkzaamheden, maar die had plaats op een verhoudingsgewijs geringe oppervlakte nabij de rand van een perceel. Daarom kan, zo oordeelt het Gerechtshof, niet worden gesproken van een onevenredige beperking van de agrarische gebruiksmogelijkheden van het perceel. De vordering van de akkerbouwers wordt dan ook afgewezen.
Procedure Rechtbank Noord-Nederland
De akkerbouwers stellen daarnaast beroep in bij de Rechtbank Noord-Nederland, nadat de minister van Infrastructuur en Milieu hun bezwaren tegen de gedoogbeschikking, waarin de akkerbouwers de plicht is opgelegd tot het gedogen van de instandhouding van het afsluiterschema met bijkomende werken, ongegrond heeft verklaard.
Op grond van artikel 1 BP kan, wanneer ten behoeve van openbare werken, die ingevolge een door het openbaar gezag verleende concessie worden of zijn tot stand gebracht terwijl het openbaar belang is erkend, of waarvan het algemeen nut uitdrukkelijk bij de wet is erkend, een werk nodig is, waarvoor duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van onroerende zaken, ieder die enig recht heeft ten aanzien van die zaken, behoudens recht op schadevergoeding, worden verplicht te gedogen dat zodanig werk wordt aangelegd en in stand gehouden, indien de belangen van de rechthebbende naar het oordeel van de minister redelijkerwijs onteigening niet vorderen en in het gebruik van de zaken niet meer belemmering wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor de aanleg en de instandhouding van het werk nodig is.
Ingevolge artikel 2 lid 5 BP kan, indien geen overeenstemming is verkregen, een verplichting, als bedoeld in artikel 1 BP, met redenen omklede beslissing van de minister, gehoord het college van gedeputeerde staten van de provincie, waarin de zaak is gelegen, zo nodig onder voorwaarde te stellen aan de verzoeker, worden opgelegd.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld ABRvS 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015-2592) brengt het bepaalde in artikel 2 lid 5 BP met zich mee dat de minister zich er voor oplegging van een gedoogplicht van dient te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dient de minister te beoordelen of de voorstellen tot vergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt. Doet die situatie zich voor, dan is immers geen sprake van een serieuze en redelijke poging en is niet aan de uit artikel 2 lid 5 BP voortvloeiende overleg verplichting voldaan.
De toetsing door de rechtbank is derhalve met name beperkt tot de vraag of GTS een serieuze en redelijke poging heeft ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen en dus ook of de akkerbouwers daarvoor voldoende hebben opengestaan.
Volgens de rechtbank is dit eerste het geval en het tweede niet. De rechtbank overweegt dat er bij een besluit over de gedoogplicht niet hoeft te worden beoordeeld of de aanleg op een juiste wijze tot stand is gekomen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de akkerbouwers geen redelijke poging hebben ondernomen om het – verplichte – proces van minnelijk overleg tot een goed einde te brengen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de minister voorschriften aan de gedoogbeschikking had moeten verbinden. Dus ook bij de rechtbank vangen de akkerbouwers bot.
Civiele bodemprocedure
Door de akkerbouwers is ook nog een civiele procedure aanhangig gemaakt waarin verplaatsing van het afsluitschema naar de locatie in het kavelpad is gevorderd. In deze zaak is tot op heden nog geen uitspraak gedaan.
Tussen partijen lijkt vast te staan dat GTS haar verplichtingen uit de schriftelijke overeenkomst met de akkerbouwers niet is nagekomen. Dus wellicht dat de civiele rechter bereid is GTS te veroordelen tot nakoming van haar verplichting het afsluitschema in het kavelpad te plaatsen. Maar veel zal dit de akkerbouwers niet helpen, want wie geen serieuze poging tot overleg doet, zal een gedoogplicht moeten slikken.
Zie de uitspraak Rechtbank Noord-Nederland 11 februari 2016 ECLI:NL:RBNNE:2016:572.
Zie de uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:803.
Voor vragen en/of opmerkingen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Hans Koenders.