GEMEENTE MAG GEEN SPECIFIEKE BESPARINGSMAATREGELEN EISEN
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft tevergeefs getracht twee datacentra te verplichten een bepaalde koeltechniek toe te laten passen, om hun energieverbruik terug te dringen. Zie de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1682 en ECLI:NL:RVS:2017:1683.
Artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit, op grond waarvan een inrichting nadelige gevolgen voor het milieu, redelijkerwijs, dient te voorkomen of beperken, is volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ‘uitputtend’ van karakter en laat daarom het opleggen van maatwerkvoorschriften niet toe.
Het Activiteitenbesluit bevat een algemeen zorgplichtbeginsel (artikel 2.1) voor de ‘drijver van de inrichting’: er moet binnen een inrichting een doelmatig gebruik van energie plaatsvinden. De drijver van een inrichting moet daarom alle maatregelen doorvoeren, die zich in vijf jaar of korter terugverdienen.
Dit is een verplichting uit het Activiteitenbesluit en is een vertaling van de uitgangspunten van de Wabo en de Wet milieubeheer. In de afdeling 2.6: Energiebesparing van het Activiteitenbesluit zijn artikelen 2.14c en 2.15 opgenomen. Deze artikelen bepalen de eisen aan energiebesparing.
Artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit gaat over besparing van energie in welke vorm dan ook. De wijze van opwekking (duurzaam of niet) of door wie (door de drijver van de inrichting zelf of door energieleverancier), maakt niet uit. De te treffen maatregelen zijn dan ook alleen energiebesparende maatregelen. Duurzame energiemaatregelen (voor het opwekken van energie) zijn geen verplichting op basis van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Ze zijn dan ook geen alternatief voor energiebesparende maatregelen.
Gelet op genoemd artikel is er, volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, geen maatregel die niet aan de drijver van de inrichting kan worden opgelegd en dus buiten het bestek van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit valt. Het is dus onnodig en zelfs niet toegestaan om specifieke maatregelen voor te schrijven.
De gemeente Amsterdam denkt daar anders over. Niet alle energiebesparende middelen zijn gelijk. De ene maatregel is effectiever dan de andere. En omdat bedrijven geacht worden de zogenoemde best beschikbare technieken (BBT) toe te passen, zouden wel specifieke maatregelen mogen worden geëist, aldus het college van burgemeester en wethouders. Bovendien staat een ander artikel van het Activiteitenbesluit (artikel 2.1 lid 4) het opstellen van maatwerkvoorschriften wel toe.
In de Memorie van Toelichting van het Activiteitenbesluit staat echter iets anders. Daarin staat expliciet vermeld dat op grond van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit het opstellen van maatwerkvoorschriften nadrukkelijk niet is toegestaan.
De besparingsverplichting in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit is dus uitputtend geregeld. Door die uitputtendheid is het niet mogelijk (aanvullende) maatwerkvoorschriften te stellen op basis van de zorgplicht. Dat de gemeente dit niet vindt stroken met de eigen beleidsopvattingen over energie en met het BBT-beginsel doet daar niets aan af. De enige uitzondering op de regel is de situatie waarbij er sprake is van ‘evidente energieverspilling’ (overduidelijke verspilling).
Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit onderwerp, neemt u dan gerust contact op met Hans Koenders.