Er is al langere tijd een schreeuwend tekort aan woningen. Dat heeft als gevolg dat veel mensen ervoor kiezen hun bestaande woning te verbouwen, zodat deze beter aan hun wensen zal voldoen. Daarnaast worden er ook veel nieuwbouwwoningen gebouwd. Bij nieuwbouw, dan wel de verbouwing van een woning, kunnen er vanzelfsprekend dingen misgaan. Zo kan men bijvoorbeeld ontdekken dat er sprake is van lekkage, dat het stucwerk van onvoldoende kwaliteit is of dat er verzakking optreedt. De aannemer dient vervolgens de kans te krijgen om deze gebreken te herstellen. De vraag is op welke wijze de aannemer dient te herstellen.
Het uitgangspunt is dat de aannemer zelf mag bepalen op welke wijze hij de gebreken zal herstellen. De ondergrens is dat de herstelwerkzaamheden wel moeten voldoen aan de eisen voor goed en deugdelijk werk. In sommige gevallen is de relatie tussen de aannemer en de opdrachtgever echter al zodanig verstoord dat de opdrachtgever er geen enkel vertrouwen meer in heeft dat de aannemer de gebreken op deugdelijke wijze zal herstellen. In die gevallen is de opdrachtgever soms geneigd om eisen te verbinden aan de wijze waarop de aannemer zijn herstelwerkzaamheden zal uitvoeren, al dan niet aan de hand van een rapportage van een eigen ingeschakelde deskundige. Indien de aannemer een andere wijze van herstel voorstelt, waarvan men niet op voorhand kan vaststellen dat deze niet voldoet aan de eisen voor goed en deugdelijk werk, mag je als opdrachtgever dat herstel niet weigeren. Doe je dat wel, dan kunnen de consequenties groot zijn.
Illustratief hiervoor is een zaak die speelde bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.[1] In deze zaak hadden de opdrachtgevers een deskundige ingeschakeld om het door de aannemer uitgevoerde stuc- en spuitwerk te beoordelen. De conclusie was dat de werkzaamheden van de aannemer niet voldeden aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Daarbij oordeelde de deskundige tevens dat de opdrachtgevers in een tijdelijke woonruimte moesten worden ondergebracht gedurende de periode dat de herstelwerkzaamheden werden uitgevoerd. Daar was de aannemer het niet mee eens. Hij bood aan te herstellen, maar bood daarbij niet tevens aan om op zijn kosten andere woonruimte voor de opdrachtgevers te regelen. De opdrachtgevers bleven ondanks dit aanbod van de aannemer bij hun standpunt dat zij elders ondergebracht moesten worden en weigerden de door de aannemer aangeboden herstelwijze. De rechtbank oordeelt dat de opdrachtgevers deze herstelwijze niet hadden mogen weigeren. De consequentie was dat de opdrachtgevers in schuldeisersverzuim verkeerden, waarmee een einde komt aan het verzuim van de aannemer. Zij hadden dus geen recht op vergoeding van de herstelkosten.
In bovenstaande zaak hadden de opdrachtgevers nog geen derde ingeschakeld voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Stel nu dat de opdrachtgevers dat wel hadden gedaan. Zij waren immers van mening dat de aannemer in verzuim verkeerde, omdat hij niet wilde herstellen op de wijze zoals door hun eigen deskundige aangegeven. De kosten voor herstel door een derde komen in dat geval niet voor vergoeding in aanmerking. Dit terwijl er wel degelijk sprake was van een tekortkoming van de aannemer. Door het schuldeisersverzuim van de opdrachtgevers komt er echter – zoals gezegd – een einde aan het verzuim van de aannemer en bestaat er voor hem dus geen verplichting om de herstelkosten aan de opdrachtgevers te voldoen.
Het is voor opdrachtgevers dus van belang niet te lichtvaardig over te gaan tot de weigering van een door de aannemer gedaan herstelaanbod. Voor aannemers is het van belang dat zij herstel aanbieden op een wijze die hen goeddunkt, waarbij de te verrichten herstelwerkzaamheden wel moeten voldoen aan de eisen voor goed en deugdelijk werk.
Heeft u een geschil met uw aannemer of opdrachtgever en wilt u weten wat uw juridische positie is? Schroom dan niet om contact op te nemen met Kim de Boer.
[1] Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar 30 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9954.