Op 1 september 2016 is het Besluit Energieprestatievergoeding in werking getreden, als uitvloeisel van art. 10 lid 1 en 19bis van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (eveneens in werking getreden op 1 september 2016). Het besluit houdt kort samengevat in dat een verhuurder van sociale huurwoningen bij een huurder een maandelijkse vergoeding in rekening mag brengen als de woning dusdanig is uitgerust dat energielevering en de aangebrachte energiebesparende voorzieningen leiden tot een zogenaamde “nul op de meter” situatie. De energieprestatievergoeding wordt in die situatie bij een huurder in rekening gebracht naast de servicekosten en de kale huur. Het idee hierachter is dat een huurder geen energierekening meer ontvangt als gevolg van de energiebesparende maatregelen en dat een maandelijkse vergoeding hiervoor aan de verhuurder dan redelijk is voor de investeringen in de huurwoning.
Een regeling als de onderhavige was nodig om apart van de huurprijs en servicekosten een maandelijks bedrag bij huurders in rekening te kunnen brengen. Zou de energieprestatievergoeding zonder de regeling bovenop de kale huurprijs in rekening worden gebracht dan bestaat het risico dat de totale huurprijs, dus met de energieprestatievergoeding, voor velen uitkomt boven de liberalisatiegrens met grote gevolgen voor huurders, zoals het vervallen van het recht op toeslagen. Dit zou weer kunnen betekenen dat niemand zit te wachten op energiebesparende maatregelen en zou de energietransitie kunnen afremmen.
Er zijn nog wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij de regeling. Zo is het de vraag wanneer precies sprake is van “nul op de meter” en moeten huurder en verhuurder het eens worden over de vergoeding. Dat laatste zou wel eens voer kunnen worden voor procedures tussen huurder en verhuurder.
Mocht u vragen hebben over de Energieprestatievergoeding dan kunt u contact opnemen met Simone Pipping of Hans Koenders .