STICHTING HOU FRIESLAND MOOI VANGT BOT BIJ RECHTER
Via een kort geding heeft Stichting Hou Friesland Mooi (hierna: de stichting) geprobeerd de terinzagelegging tegen te houden van een ontwerp-inpassingsplan voor het windpark Nij Hiddum Houw. De stichting vorderde een verbod van de provincie Friesland om het ontwerp-inpassingsplan ter inzage te leggen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden heeft de vordering van de stichting bij vonnis d.d. 9 november 2017 afgewezen.
Kern van de zaak was de vraag of door de ter inzagelegging van het ontwerp-inpassingsplan door de Provincie Friesland de stichting onvoldoende mogelijkheden zou hebben gehad om in de besluitvorming van het windpark te participeren, zodat daardoor de provincie Friesland onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens de voorzieningenrechter is dat dus niet het geval.
Volgens de voorzieningenrechter valt moeilijk vol te houden dat in alle gevallen de participatierechten van burgers voldoende zijn gewaarborgd door de mogelijkheden die de zienswijzenprocedure biedt. In de totstandkoming van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde besluiten zijn aanwijzingen te vinden dat ook de wetgever dit onderkent. Het gaat dan met name om projecten met ingrijpende gevolgen voor de omgeving, zoals gevallen waarop het Verdrag van Aarhus ziet. Een dergelijk project is hier aan de orde. Dit laat dus de mogelijkheid open dat bijvoorbeeld de MER-richtlijn verlangt dat burgerparticipatie ook voor de zienswijzenprocedure gestalte moet krijgen, namelijk als mag worden verwacht dat in de zienswijzenprocedure niet alle opties meer open zijn en in zoverre geen doeltreffende inspraak zal plaatsvinden.
Het is mogelijk dat de ruimte voor inbreng van aanpassingen beperkter is geweest dan de stichting vooraf had verwacht, mede op basis van de Startnotitie. Dit kan echter niet de rechtvaardiging opleveren voor een verwijt aan de provincie Friesland dat zij kennelijk onvoldoende gelegenheid heeft geboden om binnen de kaders van de voorgenomen keuze te participeren in de verdere planvorming met betrekking tot het windpark.
De conclusie van de voorzieningenrechter is dat zowel voor als na de keuze voor het onderhavige windpark ruimte is geboden voor burgerparticipatie die past bij de fase waarin de besluitvorming zich bevond. Er is onvoldoende reden om aan te nemen dat die ruimte beperkter is geweest dan de MER-richtlijn voorschrijft.
Voor de volledige uitspraak klik hier:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2017:4278 .
Voor vragen op het gebied van ruimtelijk bestuursrecht in relatie tot energieprojecten kunt u terecht bij Hans Koenders.